Testmethode voor lekkage van regelkleppen
1. Typ een testmethode
1.1 Het testmedium is schoon gas (lucht of stikstof) of vloeistof (water of kerosine) met een temperatuurbereik van 5 â tot 40 â.
1.2 De druk van het testmedium is 0,35 MPa. Wanneer het toegestane drukverschil van de klep kleiner is dan 0,35 MPa, moet het gespecificeerde toegestane drukverschil worden gebruikt.
1.3De meetnauwkeurigheid van druk is ± 2%.
1.4De meetnauwkeurigheid van 1.4 lekkage is ± 5%.
1.5Het testmedium moet binnenkomen vanaf het gespecificeerde inlaatuiteinde van het kleplichaam en het uitlaatuiteinde moet worden aangesloten op de atmosfeer of op een meetapparaat met lagedrukdrukverlies.
1.6 De
aandrijvermoet worden aangepast aan de gespecificeerde werkomstandigheden. Als het gebruikte gas een sterke invloed heeft op normaal sluiten, moeten veren of andere maatregelen worden gebruikt. Als het testdrukverschil lager is dan het maximale werkdrukverschil van de klep, mag er geen incrementele compensatie worden gemaakt voor de belasting van de klepzitting.
Bij gebruik van water voor testen moet erop worden gelet dat gas uit het kleplichaam en de pijpleiding wordt verwijderd.
2. Type B-testmethode
2.1 Het testmedium is schoon water of kerosine tussen 5 â en 40 â.
2.2Tijdens de test moet het gemiddelde drukverschil het maximale werkdrukverschil zijn of worden bepaald volgens het protocol, en de minimale drukval mag niet minder zijn dan 0,7 MPa.
2.3 De nauwkeurigheid van de drukmeting moet voldoen aan de bepalingen van 1.3 en de nauwkeurigheid van de lekmeting moet voldoen aan de bepalingen van 1.4.
2.4 Het testmedium komt het kleplichaam binnen vanaf het gespecificeerde inlaatuiteinde van het kleplichaam. Het klepsluitonderdeel bevindt zich in een open toestand en het kleplichaamonderdeel, inclusief het uitlaatgedeelte en de verbindingsleiding, moet volledig met medium zijn gevuld voordat het snel sluit.
2.5 Pas de
aandrijverom aan de gespecificeerde werkomstandigheden te voldoen en een lektest uit te voeren volgens de bepalingen van 2.2. De effectieve sluitkracht van de
aandrijvermoet de opgegeven maximale waarde zijn, maar mag de maximale waarde niet overschrijden.
2.6 Wanneer het debiet van het lekkende medium stabiel is, moet het gedurende een bepaalde tijd worden geobserveerd om de in 1.3 gespecificeerde nauwkeurigheid te verkrijgen.